REPORTAGE
Ploegen is geen hobby van Peter Dieleman:
‘Er bestaat geen handleiding voor niet-kerende grondbewerking’
Ploegen is geen hobby van Peter Dieleman. Tien jaar geleden zette hij de ploeg in de schuur en stapte de Zeeuwse akkerbouwer over op niet-kerende grondbewerking.
Hoewel zijn aardappelen en tarwe er op het oog prima bij staan, zijn de gevolgen van het droge voorjaar en het gebrek aan zoet water op de percelen van Peter Dieleman (62) goed zichtbaar. Neem het perceel naast zijn woning, waarop hij spinazie teelt voor het zaad. Op de zware stukken zijn planten weggevallen of niet opgekomen.
Dieleman boert al zo’n dertig jaar in Kamperland, een plaatsje op het Zeeuwse eiland Noord-Beveland. Een eiland waar zoet water een schaars goed is. Dieleman kan net als zijn collega’s niet beregenen. Het te droge voorjaar deed met name de fijnzadige gewassen geen goed. De grond op het 85 hectare grote bedrijf is zwaar. Er zijn weliswaar percelen van 35 procent afslibbaar, maar het merendeel heeft een lutumgehalte tussen 40 tot 50. En door die grond, of liever door de zwaarte ervan, stond ploegen hem altijd al tegen. “Ik had er een hekel aan. De grond is zo zwaar dat hij nooit goed valt. Daarnaast kost ploegen veel tijd. En daarna kost het ook nog eens veel tijd en energie om de grond weer fijn te krijgen. Het is vervelend als je er veel uren en brandstof in steekt en het resultaat nog altijd niet naar je zin is.”
Het is dan ook niet zo gek dat een biologische akkerbouwer in de buurt Dielemans aandacht trok. Die akkerbouwer ploegde al een tijdje niet meer. En als het bij hem gaat, dan moet het bij mij toch ook lukken, dacht Dieleman. In 2004 zaaide de akkerbouwer tarwe op aardappelland zonder te ploegen. “Dat pakte goed uit. Van lieverlee ga je een stukje verder en hebben we ook de suikerbieten gezaaid zonder eerst te ploegen.”
'Elk jaar is anders'
Dieleman volgde een cursus niet-kerende grondbewerking, nu tien jaar geleden, bij wat toen nog DLV heette. Toch heeft hij na de cursus en meer dan tien jaar niet-ploegen nog altijd geen handleiding voor succesvol niet-kerend werken. “Het gaat niet altijd zoals je het wilt. Ook als je niet ploegt, heb je het wel eens niet naar je zin. Elk jaar is anders.” Maar als hij dan toch een advies moet geven: “Je kunt het beste proberen elk jaar hetzelfde te doen. En doe dat, waar je jezelf goed bij voelt. En zoals we het nu doen, werkt het naar mijn idee. Maar voor een ander zal het weer anders zijn. Iedereen kiest toch zijn eigen machines en eigen werkwijze.”
Eigen mengsel
Normaliter zaait de akkerbouwer op alle percelen die voor 1 oktober vrij zijn, een groenbemester in. Op vroeg vrijgekomen percelen tarwe en uien was dat vaak het Warm Season mengsel van DSV of Viterra Bodegare. Mengsels dus, maar liefst zonder bladrammenas en gele mosterd. “Die krijg je niet meer weg.” Dit jaar wil Dieleman zelf een mengsel samenstellen. “Dat is goedkoper dan de bestaande mengsels en ik kan zelf die soorten kiezen waarvan ik denk die het beste zijn. Ik heb er graag een paar stikstofbinders in, zoals Alexandrijnse klaver en wikke. Maar ook facelia en Japanse haver zullen onderdeel zijn van zijn nieuwe groenbemestermengsel.”
Dat het laatste gewas wel eens te lang kan worden, is voor de akkerbouwer geen probleem. “Afgelopen januari groeide het heel goed, maar begin februari moest het kort. We hebben er een paar honderd schapen op laten weiden en die graasden het lekker kort af. Dat beviel heel goed. Ze maken geen sporen en ze laten mest achter. Wat wil je nog meer? Daar waar de schapen het langste liepen – en de haver dus het kortst was – groeien de bieten nu het best. Ik vermoed dat de grond op het andere deel van het perceel toch sneller is uitgedroogd na het zaaien van de bieten. De groenbemester heeft volgens mij best veel vocht nodig om te verteren. De bieten staan er dan ook dunner.”
Voor de teelt van uien en cichorei, maar ook voor de teelt van spinazie, maakt Dieleman de groenbemester al in het najaar klein. Liefst na een nachtvorst klepelt hij het gewas om het daarna met woeler en schijveneg in te werken. “Laat je de groenbemester te lang staan, dan kom je jezelf in het voorjaar tegen. Omdat de grond dan niet is verweerd, blijft het nat en krijg je kleine, natte kluitjes. Daarin valt het niet mee om fijne zaden te zaaien. Daar komt bij dat je dan in het vroege voorjaar een keer extra over de vochtige grond moet rijden.”
Stro hakselen, compost en stalmest uitrijden is standaard. Stalmest van rundvee of geiten gaat op de tarwestoppel, net als groencompost. Het organischestofgehalte is de afgelopen 30 jaar licht gestegen en ligt nu tussen 2,3 en 2,6.

Het bedrijf van Maatschap Dieleman ligt in het Zeeuwse Kamperland.

Ondanks dat er niet beregend kan worden, staan de gewassen er goed bij.
Volvelds frezen
Dit jaar is alles anders. “Het is een bijzonder jaar”, beaamt de akkerbouwer. Zo bijzonder dat Dieleman er geen les uit wil of kan trekken. Dielemans standaard werkwijze leverde niet altijd het gewenste resultaat. Neem het spinazieland. Van de herfst leek het ideaal om de grond al klaar te leggen. “Het lag ook prachtig toen we het net na het rooien van de aardappelen lostrokken met de vastetandcultivator. Hadden we een nachtvorst gehad dan was het een ideaal zaaibed geworden.” Maar dat gebeurde niet. De grond werd keihard. Begin april legde de akkerbouwer de grond voor het eerst zaaiklaar. Daarna liet hij het liggen tot 20 april om het daarna nog eens met de sneleg te bewerken. Net na een regenbuitje kon hij zaaien. “Het droogde die week zo ontzettend snel, dat de opkomst matig is. Met de uien is het precies zo. Ze staan er nu net op. De cichorei is wel gekiemd, maar verdroogd. We hebben op dat perceel uiteindelijk half juni wortelen gezaaid. Daarna hebben ze voldoende regen gehad. Ik kon het vocht erin houden door in één werkgang volvelds te frezen en te zaaien. Zo maken we ook het zaaibed voor de suikerbieten al zeven jaar klaar.”
Gelukkig leverde het natte voorjaar niet op elk perceel problemen op. Daar waar de groenbemester bleef staan, ging het voorbeeldig. De akkerbouwer bewerkte de groenbemester dit voorjaar, zoals hij gewend was, woelde en trok de grond met de schijveneg weer open. “We hebben mest gereden en de volgende dag aardappelen gepoot. Het lag meteen goed.”
Geen verschil
Drijfmest hoort bij de bedrijfsvoering van de akkerbouwer. Niet voor niets staat er een mestsilo op zijn erf, die gedurende de winter wordt volgereden met een mengsel van tweederde varkensmest en een derde rundveemest. Sinds zijn omschakeling naar een niet-kerende grondbewerking is de onkruiddruk op zijn bedrijf is niet toegenomen. Roundup spuiten is dan ook geen standaard onderdeel van zijn bedrijfsvoering. Ook ziet Dieleman geen veranderingen in zijn grond of opbrengstverschillen na de overstap. “Als je een keer een opbrengst van 45 ton aardappelen hebt en een ander jaar 55 ton, wat is dan de oorzaak? Als je ploegt, zie je die verschillen ook.”
Bouwplan
Bedrijfsgrootte: 85 ha, zware kleigrond
- Aardappelen 17 ha
- Suikerbieten 12 ha
- Plantuien 6 ha
- Zaaiuien 6 ha
- Spinazie 7 ha
- Tarwe 33 ha
- Akkerranden 4 ha
Dielemans werktuigenpark
Een schijveneg, een rotorkopeg, een tarwezaaimachine, een bietenzaaimachine – ze hebben allemaal een werkbreedte van drie meter. Akkerbouwer Peter Dieleman heeft het niet zo op bredere, en daardoor zwaardere, machines. Bieten rooien doet hij dan ook in twee fases, met een eigen rooier en opraper. In het voorjaar rijdt hij op 90 cm brede banden.
Samen met zijn zoons maakte hij veel machines geschikt voor zijn werkwijze. Zo is de drie meter brede Kverneland Monopill-zaaimachine voorzien van metalen stervormige kluitenruimers die de akkerbouwer voor de schijven van de zaai-elementen monteerde. De Kverneland CLI-woeler kreeg een extra tand met een ondergronder van de ploeg. Daardoor trekt de machine de grond nu wel over de gehele breedte los.
Dieleman ruilde vorig jaar een Lemken Dolomit-vastetandcultivator in voor een Lemken Rubin 10. De vier grote ganzenvoeten van de Dolomit trokken te zwaar. De Rubin is intussen voorzien van een zelfgemaakte rol met tanden die de grond naar boven trekt maar niet te veel aandrukt. De machine is zwaar, maar dat is noodzaak. Dieleman: “Eenvoudige, lichte schijveneggen lopen hier ‘s zomers over de grond. Probeer in deze grond maar eens 15 cm diep te werken. Daarom hebben we nu ook de grootste schijven gemonteerd die leverbaar zijn. Zo kun je de wortels van de groenbemester goed afsnijden. Eigenlijk op dezelfde manier als je met een ecoploeg zou doen.” Zo’n ecoploeg zul je overigens niet in de werktuigenloods van Dieleman vinden. “Die legt de grond niet vlak genoeg weg.” En de eigen ploeg? Die is vorig jaar verkocht, nadat hij tien jaar werkloos in de schuur stond...

De Kverneland CLI woeler voorzag Dieleman van een vijfde woelpoot.

De Struik-frees werkt volvelds zodat Dieleman er ook bietenland mee kan klaarmaken.

De Lemken Rubin 10 schijvencultivator is voorzien van de grootste schijven, zodat hij tot 15 cm diep de grond los kan maken.

De tanden op de zelfgemaakte rol van de Lemken Rubin 10 trekken de grond mee naar boven, waardoor de grond niet te veel wordt aangedrukt.

Voor de zaaielementen van de Kverneland Monopill zijn zelfgebouwde, in elkaar draaiende, metalen kluitenruimers gemonteerd.