TECHNIEK
Machinebouwer Kverneland introduceert de eerste met isobus aangestuurde cultivator: de Turbo i-Tiller.
Met de introductie van de Turbo i-Tiller zijn alle machines van Kverneland nu ook via isobus aan te sturen. Een unicum.
De diepte van de machine en de egalisatiebalk regel je vanuit de cabine met een isobus-terminal. Ook is het mogelijk om de machine voor- of achterover te zetten. De diepte-instelling is gekoppeld aan de zogeheten Dynamic Traction Control. Daarbij wordt het gewicht van de machine overgebracht op de trekker. Dat zorgt voor extra grip. Ook in de heuvels wordt die druk continu op het juiste niveau gehouden. Dat moet tot een lager brandstofverbruik leiden. Doordat de trekker minder slipt, zou ook de grond minder worden verdicht, aldus Kverneland.
Het obstakelbeveiligingssysteem Auto-Protect tilt de machine op, zodra een bepaalde waarde wordt overschreden. Dat kan het geval zijn als de machine op een steen stuit, maar ook als de trekkerbestuurder de krachten op de machine verkeerd inschat, bijvoorbeeld als hij op de kopakker draait terwijl de tanden nog in de grond zitten. De software zorgt ervoor dat de machine wordt geheven en heel blijft. De software houdt ook het aantal gebruikte uren en de bewerkte hectares bij.
De machine kan uitgerust worden met een U-profielrol. Doordat dit profiel volloopt met grond, zal de grond de bodem aandrukken. In tegenstelling tot een metalen buis of koker zorgt dat voor een aandrukkend effect, zonder de grond te versmeren.

De U-profielrol loopt vol met grond, waardoor de grond de bodem gaat aandrukt. Dit leidt tot minder versmering.

Met de isobus-terminal kun je vanuit de cabine onder meer de diepte instellen.
Automatische diepteregeling
op getrokken machines
Topcon, leverancier van apparatuur voor precisielandbouw, komt met een diepteregeling voor grondbewerkingswerktuigen. De Norac Tillage Depth Controll maakt gebruik van ultrasone sensoren.
De sensoren meten de afstand tot de bodem en houden een getrokken cultivator – of om het even welke grondbewerkingsmachine – daarna op de gewenste en ingestelde werkdiepte. Daarbij maakt het niet uit of de grond droog of nat is. De trekkerbestuurder stelt de werkdiepte in op een isobus-terminal. Vervolgens houdt de software de machine op diepte. Zijn er sensoren aan de voor- en achterkant van de cultivator geplaatst, dan zorgt de software er ook voor dat de machine parallel aan de grond wordt gehouden. En moet de diepte dan toch een keer handmatig bijgesteld worden, dan is dat geen probleem: dat doe je met een druk op de touchscreen-monitor. Er is ook zo’n snelkeuzetoets voor het heffen op de kopakker.

Een aantal ultrasoonsensoren meet de afstand tussen het werktuig en de bodem en houdt de machine vlak.

De sensoren, hier aan de achterzijde van een schijveneg, worden gemaakt door Norac.