REPORTAGE


‘Ja, ik ploeg..., maar alleen als het moet’

Johan van Meer ploegt al 20 jaar niet meer. Nou ja, niet altijd. Want soms ontkomt hij er niet aan. Hoe veel pijn hem dat ook doet.

Je zou het niet verwachten van een handelaar in machines, maar het machinepark van Johan van Meer is klein. Het bestaat natuurlijk uit een trekker, een veldspuit, een woeler, een schijveneg met opgebouwde zaaimachine, een kunstmeststrooier, een beregeningsinstallatie en een volledige inschuurlijn. O ja, en een ploeg met vorenpakker.

De akkerbouwer en vleesvarkenshouder boert in het Noord-Brabantse Hapert, in buurtgemeenschap De Pan. Zijn 36 hectare grote bedrijf ligt pal langs de A67. Niet dat je daar in bosrijke omgeving – op wat achtergrondgeluid na – veel van merkt. In 2017 nam Van Meer het bedrijf van zijn ouders over nadat hij 14 jaar lang in vof met hen samenwerkte. Nog steeds werkt Van Meers 74 jaar oude vader op het bedrijf. Daarnaast krijgt Van Meer hulp van een Poolse medewerker. Want als Van Meer iets tekort heeft, dan is het tijd. Naast het gemengde bedrijf, runt de ondernemer ook een handelsonderneming: hij verkoopt landbouwmachines van het Tsjechische merk SMS. “Zowel de varkens als de machinehandel zijn vreemd genoeg de belangrijkste poten onder het bedrijf. Voor akkerbouw heb ik minder tijd. Ik zou die tak wel willen laten groeien en meer hectares willen bewerken, maar dat is in deze regio zo goed als onmogelijk.”

Hoewel een groot aantal melkveehouders in de regio de afgelopen maanden stopte, komt er maar weinig grond vrij in de verkoop. Ze verhuren de grond liever. Dat is niet gek, in de regio zijn veel grote aardappeltelers actief die elk jaar veel grond huren. Ook Van Meer ruilt regelmatig grond om aardappelen te telen, maar niet elk perceel. “Ik wil met de veldspuit niet verder rijden dan 5 km. Anders kost het me te veel tijd.” De akkerbouwer zou de gewasbescherming kunnen uitbesteden, net zoals hij dat uiteindelijk ook met het rooien van de aardappelen en uien deed. Maar zover is het nog niet. “Door het spuiten, kom je regelmatig op het perceel en hou je feeling met het gewas.”

Johan van Meer heeft sommige percelen al 20 jaar niet meer geploegd. Hij ploegt alleen nog als het nodig is.


De belangrijkste machine op het akkerbouwbedrijf is een schijveneg met een opgebouwde zaaimachine en ringenwals.


Het bouwplan

Consumptieaardappelen 6,5 hectare

Suikerbieten 10,5 hectare

Wintertarwe 6 hectare

Mais 2 hectare

Zaaiuien 8 hectare

Gras 2 hectare

Chitwoodi-besmetting

Zo’n twintig jaar geleden, startten de Van Meers voorzichtig met niet-kerende grondbewerking. Aanleiding was het Meloidogyne chitwoodi-aaltje, ook wel bekend als het maiswortelknobbelaaltje. De besmetting kwam aan het licht door knobbels op de gevoelige Hansa-aardappel, die Van Meer teelde voor Kroef. “Niemand wist toen nog wat het was. We haalden de Plantenziektenkundige Dienst erbij en die gaf uitsluitsel. We moesten er vervolgens achter zien te komen op welke manier we de chitwoodi-besmetting beheersbaar konden houden. Want alleen als je de grond onder water zet, raak je deze aaltjes kwijt.” Dat de besmetting alleen voorkomt op zandgrond met weinig organische stof, was Van Meer al snel duidelijk. “Op de lichtere zandkoppen was de aantasting het grootst.” Er moest dus meer organische stof in bodem blijven.

Niet-kerende grondbewerking bood uitkomst. Voornamelijk om brandstof te besparen, ploegde Van Meer al een aantal jaren niet meer voorafgaand aan de teelt van mais. De opbrengst van die percelen bleef niet achter bij mais op geploegde percelen. Reden genoeg om ook voor de teelt van de suikerbieten ook maar eens niet meer te ploegen. Van Meer probeerde het op een gehuurd perceel in Bladel: hoge zandgrond die al vroeg bekwaam is. Bij wijze van proef ploegde hij de helft van het perceel wel en de andere helft niet. De bieten op het niet-geploegde perceel kwamen een week eerder op. De akkerbouwer kent de reden. “Als je 25 cm diep ploegt, ploeg je koude grond boven. Daar heeft het bietenzaad last van. En dat haal je gedurende het seizoen niet meer in.”

Dichtzitten

De goede ervaringen in suikerbieten smaakten naar meer. Ook voor de uien ploegt Van Meer inmiddels niet meer. Zelfs na gedorste mais. De truc? Zoveel mogelijk oppervlakkig bewerken. In het najaar, meestal in november, gebruikt de akkerbouwer een tweebalks schijveneg. Een bewerking die de gewasresten verkleint en vermengt met de grond, zodat de vertering ervan snel op gang komt.

In het vroege voorjaar, rond februari, voert hij nog eens dezelfde bewerking uit om vervolgens in maart te bemesten met varkensmest van zijn eigen bedrijf. Wederom een bewerking waarbij de gewasresten weliswaar niet versneden worden, maar wel licht worden ingewerkt. “Zandgrond kan uit zichzelf dicht gaan zitten. Het klinkt in. Zeker na veel regen of een natte oogst. Je moet dus helpen om de grond los te houden.” Is de grond bekwaam, dan legt hij het perceel in een werkgang met een woeler voor de schijveneg zaaiklaar.

Daarbij speelt de rol een hoofdrol. Een buizenrol is voor Van Meer taboe. Die legt de grond te los weg, waardoor het zaad niet kiemt. Een ringenwals levert een beduidend beter resultaat weet de akkerbouwer. Die drukt een deel van het zaaibed aan, waarin het zaad zal kiemen. De losse grond tussen de ringen kan goed water bergen.

Van Meer importeert het Tsjechische machinemerk SMS. De meeste machines die hij gebruikt zijn ook van dat merk. De woelpoot die hij gebruikt, heeft zes poten. Deze machine met vier poten staat in opslag.




De Kverneland-ploeg staat in een hoekje en wordt niet veel gebruikt.







Tussen de gewassen door zaait Van Meer het liefst, en als hij het zelf voor het zeggen heeft, bladrammenas. Hij klepelt het gewas in december met een machine in de fronthef. Achter de trekker hangt hij dan een schijveneg. Deze machine bewerkt de kop van de wortels, zodat het gewas gemakkelijker verrot.


Rogge is rotzooi

Zaaien in de niet-geploegde grond bleek geen groot probleem. De ruimer van de bietenzaaimachine tikt de meeste resten van groenbemesters wel aan de kant. Ook bij het zaaien van uien zijn gewasresten meestal geen probleem. Een enkele keer wel, en dan… tja, dan moet toch de ploeg het perceel in. “Ik ploeg niet. Behalve als het niet anders kan.” Dat is ook het gevolg van de landruil die de akkerbouwer regelmatig toepast. Heeft een veehouder een groenbemester zoals rogge gezaaid en het gewas heeft zich flink kunnen ontwikkelen, dan is de ploeg de enige oplossing. Dit gewas laat zich moeilijk verkleinen en inwerken. Rogge is sowieso rotzooi. Het laat aaltjes razendsnel vermeerderen. Je kunt beter gerst zaaien. Maar krijg dat maar eens uitgelegd.”

Ook voor de teelt van aardappelen na gras ploegt de akkerbouwer nadat het gras is doodgespoten, er gefreesd is en het perceel is bemest. Niet dat de graspollen in het pootbed een probleem zijn tijdens het poten. De moeilijkheid zit hem bij het aanaarden met aanaardkappen. “Ik wil niet dat de graspollen bij het aanaarden strepen in de ruggen trekken.”

Kiest de akkerbouwer voor de gemakkelijke weg door toch snel naar de ploeg te grijpen? “Misschien. Het gaat me eerlijk gezegd soms ook wel aan het hart. Zeker als een perceel al heel lang niet meer geploegd is.” Neem het huisperceel dat 14 jaar achter elkaar geen ploeg meer zag. En dat heeft effect gehad. Zijn op de percelen bouwland op zandgrond normaliter geen wormen te vinden, Van Meer zag ze na verloop van tijd steeds vaker op de huiskavel. “En zie je een worm, dan zit er meer. Schimmels bijvoorbeeld. Allemaal positief voor de teelt. Dat wil je zo houden.” Toch lukt dat niet altijd. Met pijn in het hart zette hij de ploeg in de huiskavel nadat hij het geruild had met een collega die waspeen wilde zaaien. “Het waspeenzaadje is fragiel. Die mag niets tegenkomen om de diepte in te kunnen groeien. Zijn collega wilde het alleen ruilen als hij mocht ploegen. Tja, dan kun je vragen zo ondiep mogelijk te ploegen, maar het wordt toch al snel 22 cm. Dat is natuurlijk hartstikke jammer. Misschien moet ik strenger zijn en vasthouden aan niet-kerende grondbewerking, maar geld verdienen is voor mij ook een belangrijkste drijfveer.”

Tarwe breedwerpig zaaien

Gebruikte de akkerbouwer eerst nog een vastetandcultivator met zeven rechte tanden en een vorenpakker om het land te bewerken, nu is dat een woeler met zes gebogen tanden en een schijveneg. De woeler trekt minder zwaar en mengt minder doordat de tanden geen grond naar boven brengen, maar opzij duwen. Zijn drie meter brede schijveneg staat continu te koop. “Dan neem ik weer een nieuwe uit het pakket dat ik zelf verkoop. Dit jaar zou dat wel eens een vier meter brede versie kunnen worden. We hebben net een grotere trekker gekocht.” Ook de voorzetwoeler zal dan een 4-meterversie moeten worden. Om de trekkracht en het gewicht op de machine op de kopakker te beperken, wil Van Meer een halfgedragen schijveneg gebruiken, die via een dissel wordt getrokken. Hij zaait ook zijn tarwe en gerst breedwerpig met de schijveneg. Gewoon met de elektrische zaaibak met een 120 liter grote zaadtank en acht uitlopen. De ringenwals werkt het zaad ligt in en drukt het aan. Dat mogelijk niet alles opkomt, deert de akkerbouwer niet. “Tarwe compenseert zichzelf snel. En vreten de vogels 10 kg op, dat moet dan maar.” De opbrengst doet niet onder voor die van collega’s in de buurt, weet de akkerbouwer. Van gerst haalt hij rond 7,5 ton van een hectare. Bij tarwe ligt de opbrengst op 8 ton. Er is wel een nadeel. De voorraadbak is erg klein en moet dus vaak opnieuw gevuld worden. “Ik moet een grotere monteren.”

‘Aardappelen liefst 1 op 5’

De akkerbouwer teelt zijn aardappelen en suikerbieten liefst in een 1 op 5-rotatie. Krapper gaat hij niet. Ook niet op gehuurde grond. Dat maakt het ruilen of huren van grond lastig. Aardappeltelers uit de buurt kiezen soms voor een 1 op 4- of 1 op 3-rotatie. “Ik kies ervoor om geld te verdienen. Want het risico is groot dat je bij een krappere rotatie zoveel minder kwalitatief goede aardappelen hebt, dat je er niets aan verdient. Je laat zo maar 200 euro per hectare liggen.”